Ik leerde Vera kennen in de zomer van 2024. Het was een zonnige zomerdag toen ze me voor het eerst vertelde over het moeilijke schooltraject dat Moriz tot nu toe had doorlopen. Voorzien van haar vertaal-app begint ze aan haar verhaal. Moriz was nog maar een baby toen hij samen met zijn moeder naar België kwam, op de vlucht voor de oorlog. Hun familie moesten ze achterlaten. Toen Moriz tweeënhalf jaar oud was, startte hij in een kleuterschool in de buurt. Maar na slechts één week liet de school weten dat ze niet in staat waren om Moriz de nodige zorg te bieden. Vera moest halsoverkop op zoek naar een nieuwe school. Gelukkig vond ze die, en Moriz kon opnieuw starten in een schooltje in de stad waar ze woonden.

Even leek er een duurzame oplossing gevonden, maar na verloop van tijd wordt een IAC-verslag opgesteld en gaf de school aan dat het beter zou zijn dat Moriz de overstap zou maken naar het buitengewoon onderwijs. En dat gebeurt, ze maken de overstap naar het buitengewoon onderwijs. Moriz start er in het daaropvolgende schooljaar, maar na twee weken is hij op. Elke dag weg van huis van zeven uur ‘s morgens tot half zeven ’s avonds. Elke avond een wenende Moriz. Daarnaast ligt ook het hart van Vera bij het regulier onderwijs. Ze wil haar zoon alle onderwijskansen geven, ze wil dat hij kan (op)groeien in de buurt, bij de kinderen die hij kent. In de maanden die volgen gaat ze terug op zoek naar een school die hun pedagogische keuze ondersteunt.

Er volgen talloze gesprekken, maar keer op keer krijgt ze te horen dat het niet zou lukken. “Misschien is een grotere school beter? Daar is er meer ruimte om een leerkracht vrij te maken die Moriz kan begeleiden.” Of juist: “Een kleinere school zou beter voor hem zijn, met kleine groepjes waar hij tot zijn recht komt.” Maar geen enkele school was bereid om Moriz in te schrijven.

De maanden gingen voorbij en school na school worden van het lijstje geschrapt. Het is ondertussen de eerste week van september. De longlist aan scholen werd ondertussen een shortlist, tot er nog één school is waar we mogelijkheden zien: de school waar Moriz ging vooraleer hij naar het buitengewoon onderwijs werd doorverwezen. We gaan er hoopvol langs, op een eerste en tweede gesprek, met de vastberadenheid Moriz er te kunnen inschrijven. We worden er onthaald door de zorgcoördinator en de directeur. De papieren voor de inschrijving liggen voor hun neus, we hadden onze missie tot inschrijven op voorhand duidelijk uitgelegd.

“Tja…”, begint de directeur het overleg. “We weten dat we de plicht hebben Moriz hier in te schrijven, al moeten we in alle eerlijkheid zeggen dat we er niet zo gelukkig mee zijn.” Stilte. De vertaal-app vertaalt. Moriz verkent ondertussen de ruimte. Hij is zenuwachtiger dan anders, zegt Vera. Ik vraag me af of hij de spanning van het overleg meevoelt. “Kijk, als je Moriz hier inschrijft, dan garandeer ik je dat de juf ziek uitvalt binnen de twee weken. Dan zit niet alleen hij thuis, maar ook de hele klas. Dit kan ik mijn juf niet aandoen. We hebben Moriz al eens in de klas gehad in het verleden en toen is het ook niet gelukt. Dit zal nu niet anders zijn.” Ondertussen hebben we de vertaal-app niet meer nodig om de teneur van het overleg te voelen. Vera haalt haar schouders op en schudt haar hoofd. Wat valt hier nog op te zeggen? Moriz verkent ondertussen de speeltuin. Gaat dit over deze kleuter, die op zijn eentje de speelplaats verkent en me enthousiast een high-five gaf bij aankomst?

We blijven nog anderhalf uur lang zitten. We onderhandelen en proberen mee te denken in oplossingen. Maar we botsen keer op keer op dezelfde argumenten. Vera legt haar hart op tafel. Ze wil Moriz kansen geven, ze wil hem laten groeien en ontwikkelen. De school vindt dat ze er maar beter nog eens kan over nadenken alvorens ze hem inschrijft.

We zijn ondertussen half september. Eén jaar nadat Moriz voor het laatst naar school ging. Een jaar gemist in volle ontwikkeling. Een kleine kleuter van vier, wiens rugzak van ervaringen van uitsluiting al voller zit dan hij ooit had moeten zitten.