Ondanks de beloften in hun verkiezingsprogramma’s bedienen ook beleidsmakers en politici zich evengoed van allerlei ‘excluses’. “Ja maar, er is geen draagvlak voor inclusie(f onderwijs).”, “Ja maar, ons buitengewoon onderwijs is kwalitatief en werkt.” Of ze denken te weten waar ze over spreken “Ja maar, vrienden van ons hebben ook een kind met een handicap en die is zeer gelukkig in die school of voorziening.” Hoewel ze zo het gesprek over inclusie in de kiem smoren zijn deze uitspraken ook één voor één te weerleggen. In je gedachten popten er waarschijnlijk al een reeks tegenargumenten op, toen je ze las. Ouders die streven naar een inclusieve levensloop zijn ondertussen al behoorlijk deskundig in het omgaan met deze opmerkingen.

Misschien iets moeilijker te weerleggen is het veelgehoorde “Ja maar, inclusie is een ideologie.” Wat betekent zo’n uitspraak? En wat moet je daar nu als ouder mee? Door inclusie in één zin te gebruiken met de abstracte term ‘ideologie’ wordt het gesprek afgeleid van de zoektocht naar concrete oplossingen die elke ouder bezighoudt. Er wordt dan waarschijnlijk bedoeld dat het een mooi en romantisch idee is maar onhaalbaar en onrealiseerbaar. (“Ik sta ook achter inclusie maar …”). Of dat het gewoon een overtuiging, een persoonlijke mening is die je anderen niet moet opdringen (“Dat gaat gij hier niet bepalen!”). Of dat je meeloopt met een trend of hype die wel zal overwaaien wanneer is aangetoond dat het ‘niet werkt’ (“Vandaag is het inclusie, morgen weer iets anders.”). Ouders krijgen soms te horen dat ze “ … dat hun kind niet mogen aandoen, die inclusie.” Sommige stemmen maken zelfs gewag van kindermishandeling.

Het zijn uitspraken waarbij ouders zich soms dom, schuldig, neerslachtig of onmondig voelen maar die vooral getuigen van een gebrek aan gelijkwaardigheid, empathie of hartelijkheid en laat dat nu net de waarden zijn die in inclusie vervat zitten. Natuurlijk is inclusie gebaseerd op waarden, maar dat staat nog niet gelijk met een ideologie. Inclusie hoort in dezelfde categorie thuis als de concepten ‘democratie’ en ‘sociale rechtvaardigheid’, en ik heb toch nog nooit gehoord dat die ‘ideologiën’, een hype of overtuigingen zijn. Integendeel. Ik ben nog geen ouders of leerkrachten tegengekomen die kinderen niet willen opvoeden tot democratische en sociaal rechtvaardige wezens. Het is de kern van ons onderwijs, het is de kern van opvoeding, het is de kern van samenleven. Elke ouder of leerkracht geeft zo waarden mee via hun opvoeding of via de opvoedingskeuzes die ze maken.

Waarom maken die ouders het zichzelf dan zo moeilijk? Ouders dienen zich nog te vaak te verantwoorden voor de keuze voor een zo inclusief mogelijk levenspad voor hun kinderen. Het lijkt de wereld op zijn kop: ouders die zich moeten verantwoorden voor een positief opvoedingsproject (want dat is het) en in één beweging de wereld een beetje beter willen maken. Het inzetten op inclusie overstijgt namelijk de ‘thuisopvoeding’. In het streven naar een positieve en maximale ontwikkeling van je kind kom je als ouder plots terecht in een pr-campagne voor inclusie. Opeens ben je niet enkel een belangenbehartiger voor je eigen kind maar voor de inclusie van meerdere kinderen en ouders. Onvoorbereid word je in de rol van influencer geduwd die te pas en te onpas mensen en omgevingen bewust maakt rond inclusie en dit dient te verdedigen. En door elke stap die op het inclusieve levenspad wordt gezet vervel je zowaar tot een inclusiedeskundige. Ga er maar aanstaan.

Zo vroeg mogelijk inzetten op inclusie zorgt ervoor dat kinderen met een beperking sneller aanvaard en meegenomen worden door hun leeftijdsgenoten, dat ze relaties en netwerk opbouwen die nodig zijn in het volwassen leven, dat ze de samenleving en de wereld leren kennen en zich hierin beter (in) kunnen handhaven, dat ze hun toekomstmogelijkheden, dromen en verwachtingen open houden, dat ze zoveel mogelijk zichzelf door zoveel mogelijk anderen leren kennen, dat ze leren voor zichzelf op te komen en kunnen worden wie ze zijn. Dit wordt ook bevestigd in diverse onderzoeken: door van kindsaf in te zetten op inclusie, zien we dat kinderen met een beperking minder afhankelijk zijn, meer zelfstandig wonen, meer vriendschappen hebben en meer in het gewone arbeidscircuit werk vinden. Ouders maken het zichzelf dus zo moeilijk omdat ze het hun kinderen gemakkelijker willen maken in het leven (*). Hoewel de startpositie heel verschillend is, verschilt dat dus weinig van doelen die andere ouders zich stellen.

Laat je dus niets wijs maken: inzetten op inclusie voor je kind is geen mening of ideologie maar een pedagogische en democratische keuze die levensbepalend is. Niet alleen voor de persoon in kwestie, maar voor eenieder die mee haar/zijn/hun pad bewandelt of kruist. Hoe moeilijk het soms loopt, uiteindelijk wordt iedereen er beter van.

(*) Uitspraak uit de podcastreeks Ouders voor inclusie vertelt. Aflevering: Het verhaal van Kjartan.

– Beno Schraepen

In opdracht van Ouders voor Inclusie

Auteur van ‘Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen’ (Owl Press)