Een stapje terug zetten als ouder en voetje voor voetje aftasten…
Clara is nu 13 jaar. Ze zit in het eerste jaar secundair onderwijs. Al in het vijfde leerjaar zijn we de overstap naar het secundair beginnen voorbereiden. ‘Wat loopt goed nu? Wat kunnen we eruit meenemen naar nieuwe scholen?’
Het was heel erg zoeken naar een richting en een school voor Clara. Op talig gebied zit Clara op het niveau van de A-stroom, op andere gebieden niet, zoals voor wiskunde en ruimtelijk inzicht. Dat uit zich op heel veel domeinen, bijvoorbeeld om een tijdslijn te interpreteren, voor kaart lezen, in een bladstructuur,… Op zich had Clara in een A-stroom kunnen zitten mits aanpassingen, maar dan zou alle energie naar het cognitieve gaan en zou het ‘pompen of verzuipen’ zijn. Dat is dan ten koste van andere zaken, zoals het sociaal-emotionele. Dus hebben we in alle eer en geweten gekozen voor de B-stroom. Daartegenover staat wel dat ze in een B-stroom ook sterk inzetten op het praktisch handelen, wat dan weer niet de sterkte is van onze dochter.
“Dus het is voortdurend afwegen en een evenwicht zoeken in de keuzes die je maakt.”
Het gaat niet om de juiste of foute beslissing. Ik stel alleen vast wat de invloed is van de keuze die we maakten. In dat opzicht blijft het steeds zoeken, want onderwijs op maat bestaat niet.
Is de keuze voor de B-stroom vooral door jullie gemaakt of is dat samen met de school gekozen?
We hebben dat samen gedaan, maar wij als ouder hadden de eindbeslissing.
“Doorheen heel haar parcours heb ik niet het gevoel gehad dat het ooit ‘wij’ en ‘zij’ is geweest, we deden het echt samen.”
We hebben gekozen om haar het zesde leerjaar niet meer te laten doen, omdat zij helemaal klaar was de B-stroom. Op die manier heeft ze haar leeftijdsverschil met de klasgenoten een jaartje ingehaald. Dat is wel belangrijk omdat ontwikkeling voor ons niet alleen cognitie is, maar we geloven in een heel complementair iets. Mogelijks zou zij op andere domeinen meer kunnen gestimuleerd worden ergens anders, maar we vinden het heel belangrijk dat het op sociaal-emotioneel vlak ook goed zit.
De keuze kwam ook vanuit de ingesteldheid ‘we laten ons niet opjagen’ en niks moet. We hebben altijd al geprobeerd om ons daar tegen te wapenen, omdat er sowieso al veel verwachtingen zijn waar kinderen moeten aan voldoen. We willen zien wat er zich aandient en daarmee aan de slag gaan, niet op voorhand de verwachtingen al vast leggen. Je moet ook luisteren naar wat een school te vertellen heeft en dat meenemen in de beslissingen die je neemt.
En Clara vond het zelf ook oké om dat zesde leerjaar over te slaan?
Dat was voor ons het moeilijkste. Je gaat zoveel jaar naar een kleine dorpsschool, waar je echt deel van bent. Als iedereen doorschuift naar een zesde jaar, dan ben jij weer een beetje de uitzondering. Daardoor was de keuze om niet mee te schuiven heel moeilijk. Tezelfdertijd was dit ook geen reden om het niet te doen. We hebben heel bewust gezocht naar een ritueel om het op haar maat af te sluiten. Ook om oprecht dankjewel te zeggen aan de school, want we vinden het niet evident wat de school allemaal heeft verwezenlijkt. ’s Anderendaags ging ze naar school en zei ze dat het goed geweest was voor haar. Had ze zelf mogen kiezen, dan koos ze het vertrouwde om bij haar vriendinnen te kunnen blijven en mee te schuiven naar het zesde. Maar door dat ritueel heeft ze het toch mooi kunnen afsluiten en voelde het toch goed voor haar om op die manier af te studeren.
Iets anders opmerkelijk mooi is mij daarvan bijgebleven. We hadden als afscheid met de kinderen een picknick georganiseerd op het plein bij de school en een van de meisjes uit de klas zei tegen mij: ‘Het is echt spijtig dat Clara weg gaat.’ Toen ik vroeg waarom, zei ze: ‘Het was altijd een beetje anders in de klas. Er was altijd wel iemand extra in de klas en nu gaat dat weg vallen en ik vind dat heel spijtig.’ Dat kind geeft ons de kans om onze bril op te zetten dat ‘diversiteit comfort geeft’ voor alle kinderen. De dynamiek in de klas gaat anders zijn zonder Clara. Daar gaf het kind een compliment, niet over Clara, maar over inclusief onderwijs, vind ik. En dan denk ik: ‘Ja! Dat moeten leerkrachten ook blijven zien
“dat diversiteit en inclusief onderwijs ook een meerwaarde is voor andere kinderen”
Dat zijn kleine dingen die we moeten dat blijven zien. Als we dit niet meer zien, waar zijn we dan mee bezig in ons onderwijs? Daarover gaat het voor mij: over leren leven met verschillen naast elkaar, dat die verschillen er mogen zijn en dat kinderen dit ook aanvoelen. Dit zijn zaken die me vertrouwen geven dat we goed bezig zijn en de goede keuze maken voor inclusief onderwijs.
Hoe is de start op de nieuwe school verlopen?
Het is heel erg zoeken voor iedereen. Zoeken voor onze dochter zelf in de eerste plaats. Het is tenslotte een heel nieuw systeem met uur na uur nieuwe leerkrachten. Ze gaat van een school met één klasje per jaar naar een school van 700 leerlingen. Ze kent ook niemand op die school. Ook voor de leerkrachten is het heel erg zoeken. En ook voor ons als ouder is het zoeken. Een lagere school stap je zo binnen en buiten, nu is dat helemaal anders dus ook voor ons is het onze plek zoeken. Hoe kunnen en mogen we betrokken zijn als ouder?
Hoe communiceren jullie nu met de leerkrachten en de school?
Je hebt een zorgcoördinator en klastitularis als aanspreekpunten en de school zegt dat we altijd mogen aangeven als er iets is. De boodschappen die we krijgen zijn hoopvol en geruststellend. Ze stelt het er goed.
“Verder is het zoeken, voor ons is het nieuw en voor hen is het nieuw. Het blijft voetje voor voetje aftasten wat onze plaats is als ouder en een stapje terug zetten, los laten…”
We moeten het tijd geven: ‘In welke mate moeten er aanpassingen gebeuren? Meer of minder?’ Het is zoeken… Zoeken naar een plaats vinden, dat is zeer moeilijk als ouder.
Het verschil met de lagere school is groot. Het is nog een moeilijke dynamiek om te zoeken in welke mate je als ouder betrokken kan zijn en wanneer het teveel wordt en je als overbezorgd wordt bestempeld. Je hebt immers zoveel informatie over je eigen kind en je wil dat allemaal meegeven aan de school, omdat je wil dat het allemaal goed loopt. We zijn die nabijheid zo gewoon van in de lagere school, dus het is nu nog heel erg zoeken naar onze positie. Al hebben we heel veel vertrouwen in de leerkrachten, omdat we zien dat zij bewust inzetten op de leerlingen in hun hele persoonlijkheid, niet enkel op het vakinhoudelijke lesgeven.
Om maar een voorbeeldje te geven: de leerkracht turnen is grandioos. Voor Clara zijn balspelen oprecht moeilijk. Vroeger op haar vorige school deed Clara turnen niet mee en ging ze ondertussen naar de zorgboerderij waar ze ook motorisch bezig was. Nu doet ze mee waar ze kan. Bij sporten die moeilijk zijn voor haar doet ze enkel de start van de les mee en wordt ze daarna ingezet om bijvoorbeeld scores bij te houden. Er wordt ingezet op elk zijn talent. Dat is echt een ontdekking!
“Het gaat om durven experimenteren. Het gaat niet om het resultaat, maar wat je doet met je talenten.”
Dat zijn ongelooflijke ervaringen, maar dat is nieuw sinds ze naar het secundair gaat. Die leerkracht zegt niet ‘Nee, hopeloos, maar wel: we gaan eens proberen. We zullen zien wat haar mogelijkheden zijn.’ Het gaat niet om haar punten, maar om deelnemen, niet gediscrimineerd worden en niet het gevoel te hebben ‘ik loop hier zomaar in de weg’. Elkaar aanmoedigen, respect hebben voor elkaar, uithouding en in team werken: zo’n mooie zaken die je in sport kan leren en waar die leerkracht op inzet. Ik vind dat fantastisch en ben er oprecht blij om!
Nu zegt Clara zelf: ‘Sporten doet me deugd!’ Dat is echt een ontdekking voor haar. Al blijft het altijd wederzijds zoeken. Als ouder moet je loslaten dat de leerkracht mag zoeken en dan zie je ‘het is oké!’. Dat is fantastisch. Bij tekenen schreef de leerkracht op haar rapport een mooie commentaar over wie ze is, hoe ze zich inzet tijdens de lessen. Daar gaat het om! Over het resultaat kan die misschien niet zoveel schrijven. Ik ben er zeer blij om hoe ze op school oog hebben voor het proces, niet enkel voor het resultaat. Ook de werkblaadjes voor rekenen worden aangepast en ga zo maar door.
Ik heb oprecht vertrouwen in de school, tezelfdertijd zien we hoe moeilijk het is als ouder. Wat mag ik, wat kan ik, als ouder? Dat vind ik het moeilijkste aan inclusief onderwijs: je blijft een beetje een buitenbeentje.
“Het is niet makkelijk als ouder, je hebt een weg gekozen en je moet een stuk los laten.”
Wat biedt voor jou houvast in de zoektocht?
Voor mezelf neem ik mijn kind als barometer: Ontwikkelt ze op een evenwichtige manier? Voelt ze zich gelukkig? Je moet het niet doen voor een school of leerkracht, maar naar je kind blijven kijken.
Zelf las ik laatst een artikel van Paul Verhaeghe in de krant over normaliteit. Hij stelt dat er nog nooit zoveel mensen diagnoses gehad hebben als nu en nog nooit zoveel kinderen uitzonderingen zijn geweest. Dat zijn voor mij mensen die me steun geven. Dat is de manier hoe we altijd gekeken hebben: We vertrekken niet van een diagnose, maar we kijken ‘Wie is dat kind?’. We verengen haar niet tot een label, maar kijken naar het proces: ‘Wat speelt er allemaal?’. En tezelfdertijd kan je niet anders dan het label mee te nemen, wil je ondersteuning krijgen. Eigenlijk moet het helemaal anders:
“Niet hokjesdenken, maar procesmatig denken.”
Dat zijn voor mij inspirerende dingen… We moeten kijken naar ‘wat dient er zich aan?’. Niet uitgaan van ‘Wat zijn de problemen?’, maar ‘Waar liggen de mogelijkheden?’.
“Wat ook steeds blijft, is het zoeken naar je eigen plaats als ouder en in de spiegel durven kijken.”
Ik zou ook niet graag hebben dat er iemand in de bakkerij komt en zegt ‘je moet uw taart anders bakken’. Je moet kijken: ‘Wat verwacht ik van een school? Hoe kan een school daaraan beantwoorden?’ En elkaar goed verstaan in dat proces van zoeken. Alleen heb ik nu nog het gevoel dat er in een secundaire school niet zoveel forum is als ouder om mensen aan te spreken als in de lagere school.
De voorbeelden die ik gaf over de aanpassingen in turnen bijvoorbeeld. Dat zijn heel wijze, belangrijke mensen in de ontwikkeling van mijn kind, maar ik ga die mensen wellicht nooit ontmoeten. Voor mij is dit inclusief onderwijs zonder grote tralala er rond, maar we gaan elkaar nooit zien. Je ziet elkaar enkel als je vragen hebt of als het niet lukt. Dat vind ik oprecht jammer. Op die manier belast je leerkrachten enkel met wat niet lukt of wat extra nodig is, terwijl succeservaringen zo bemoedigend en inspirerend kunnen werken.
“Blijven verwachten, maar ook blijven zien wat er is. Blijven verwonderd zijn over wat er kan! Vaak zit het in die kleine dingen.”
Wat doet Clara in haar vrije tijd?
Clara doet yoga en paardrijden. Paardrijden is op een manege die inclusief werkt en waar extra ondersteuning voorzien is. Ze vindt het fantastisch daar. Het is echt thuiskomen voor haar. Die kampjes doet ze samen met vriendinnen van de lagere school. Het is leuk dat ze op die manier elkaar regelmatig blijven zien.
Je ziet dat dit echt vriendinnen zijn. Daarvoor is de basis gelegd op school. Er is daar echt iets mooi gegroeid. Ze heeft nu ook nog veel contact met hen, ook al zitten ze nu niet meer op dezelfde school. Dit weekend nog zijn er drie vriendinnen bij ons thuis geweest.
Daarnaast doet Clara yoga. Dat gaat heel goed. Ik vind het zelf moeilijk om te zoeken naar het evenwicht van wat kan in de vrije tijd. Wat doet Clara graag? Waar voelt ze zich goed? Waar kan ze terecht? Jeugdbeweging zou voor haar bijvoorbeeld echt moeilijk zijn. Ik bedoel niet dat jeugdbeweging niet inclusief kan zijn, maar de drukte in zo een groep is niet haar ding. Ze heeft structuur nodig. Dat nodigt niet uit voor Clara om mee te doen aan de activiteiten. Een sportclub heeft vaker structuur en duidelijke regels. Dus past dat beter bij haar. De yoga is dus ideaal.