Meer zelfs, de meeste internationale studies tonen dat wanneer een school inzet op ouderparticipatie en -betrokkenheid, dit leidt tot een hoger welbevinden, een betere mentale gezondheid, meer zelfvertrouwen, schoolplezier en positieve resultaten bij alle leerlingen. Geen toeval dus dat samenwerking met ouders als een belangrijke indicator voor onderwijskwaliteit wordt beschouwd. Ook het Vlaamse Referentiekader Onderwijskwaliteit (http://mijnschoolisok.be/), opgesteld door alle Vlaamse onderwijsnetten stelt “Lerenden en ouders (thuisomgeving) zijn gelijkwaardige partners en worden actief betrokken door het schoolteam.” Ook in de memorie van toelichting bij het decreet Leersteun lezen we: “De informatiestroom en de samenwerking tussen het gewoon onderwijs, het leersteuncentrum, het centrum voor leerlingbegeleiding en de ouders staan in functie van de leersteun.” Laat u dus niets wijsmaken!

Maar tussen beleid en praktijk, tussen hoe het kan en hoe het is, gaapt de onwetendheid en onwennigheid. De relatie tussen leerkrachten, school en ouders verloopt soms moeizaam. Dat valt eenvoudig te verklaren. Zo hangt het Vlaamse onderwijs nog te veel vast aan de opsplitsing in rollen tussen school en gezin uit het verleden nl. de school die verantwoordelijk is voor het formele leren en de ouders die instaan voor de opvoeding (het informele). M.a.w. samenwerking met ouders zit niet in het DNA van ons onderwijs. Bovendien wordt het onderwijs vandaag geconfronteerd met heel wat uitdagingen en stokt de transitie naar meer inclusief onderwijs. Dat in een dergelijke context school, leerling en gezin vandaag een ‘samen verhaal’ te schrijven hebben, is misschien wel al ingedaald in de geesten maar het is nog te weinig een uitgangspunt voor de schoolorganisatie en -werking van alle dag. Leerkrachten zijn misschien wel gemotiveerd om met ouders samen te werken, maar amper hierin opgeleid. Noch in het opzetten van effectieve samenwerking, noch in het realiseren van inclusief onderwijs. Het werkt onzekerheid en handelingsverlegenheid in de hand en leidt er soms toe dat om hun professionele autonomie te beschermen, ouders op een afstand worden gehouden. Dit terwijl constructieve samenwerking net de garantie biedt om deze uitdagingen het hoofd te bieden.

De vraag die dan blijft hangen is hoe nu tot krachtige samenwerking te komen? En dat is dan ook één van de belangrijkste vragen die best zo vroeg mogelijk in het inclusietraject ter tafel komt. Hoe zien we met alle betrokkenen een krachtige samenwerking? Wat houdt dan in, wat is wenselijk, wat is noodzakelijk? Wie heeft welke ondersteuning of informatie nodig? Hoe en wanneer kan de samenwerking eventueel worden geëvalueerd en bijgestuurd?.

Krachtige samenwerking valt of staat met de communicatie en informatiedoorstroming. Om te bespreken hoe het leren te verbeteren en tot gezamenlijke besluitvorming te komen, is actieve communicatie absoluut noodzakelijk. Wat zijn vaste afspraken en momenten tijdens het jaar (beter één teveel dan te weinig)? Wat moet formeel, wat kan informeel? Communiceren we tussendoor via mail, telefonisch, Whatsapp of het schoolplatform? In welke informatiestroom word je als ouder graag betrokken en welke niet? Welke info hebben we nodig van elkaar? … Actieve communicatie is zelden eenrichtingsverkeer en kan altijd in verschillende vormen.

Daarnaast vraagt constructieve samenwerking duidelijkheid rond rollen, verwachtingen en bezorgdheden. Welke betrokkenheid en input wordt er verwacht van mij als ouder? Wat verwachten we van de ondersteuning en de school? Bij wie kunnen we voor wat terecht? Hoe mag en kan ik hier maximaal de rol van ouder opnemen i.p.v. in de rol van therapeut of advocaat van mijn kind terecht te komen? Worden de verschillende rollen als gelijkwaardig gezien? Kunnen we vooringenomenheid t.a.v. bepaalde rollen en functies terzijde plaatsen in het belang van de leerling? Ondersteunen en respecteren we elkaar in elkaars rol en verantwoordelijkheden? Het is alvast iets waar de ondersteuner meer bevoegdheid rond zal krijgen in de toekomst.

Tenslotte draait krachtige samenwerking maar rond één doel: de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de voorwaarden te creëren opdat de leerling tot leren komt en kan tonen dat die leert. Om dit te realiseren zijn alle betrokken wederzijds afhankelijk van elkaar. Het vraagt een ‘tot elkaar komen’, naar elkaar toe groeien vanuit dat gedeeld belang.

In een context die daar (nog) niet voor gemaakt is, dienen ouders, leerkracht/school, CLB en ondersteuning, een krachtige samenwerking en inclusie al doende vorm te geven en ter plekke uit te vinden. Dat klinkt als een dubbele beperking maar het biedt evenveel kansen. Al was het maar dat we het telkens opnieuw samen vorm kunnen geven. Constructieve samenwerking met ouders leidt vanzelf tot kwaliteitsvol (en dus inclusief) onderwijs. Eigenlijk, weerspiegelt het samenwerkingsproces zelf waar het bij inclusie om gaat.

– Beno Schraepen

In opdracht van Ouders voor Inclusie

Auteur van ‘Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen’