Zo leeft meestal de overtuiging dat we het zo slecht niet doen op vlak van inclusief onderwijs, zeker sinds de invoering van het M-decreet. Het is amper bekend in het Vlaamse onderwijs (en bij uitbreiding Vlaanderen) dat onze regio hier de rode lantaarndrager is van het Europese peloton. Dit betekent dat alle Europese landen er wel in slagen om voor meer dan de helft van leerlingen die bij ons in het gesegregeerd buitengewoon onderwijs terecht komen, onderwijs te bieden in een reguliere onderwijssetting. De confrontatie met dat gegeven stemt dan wel tot nadenken. Hoe doen zij dat dan?

Hier op ingaan doet nog meer de wenkbrauwen fronsen. In de meeste landen verschillen de beschikbare middelen immers niet van dewelke wij in Vlaanderen voor handen hebben. Er is een wetgevend kader voor inclusief onderwijs, leerkrachten werken samen in een schoolteam, ze professionaliseren zich in inclusief onderwijs, er worden handelings- of ontwikkelingsplannen opgesteld, er zijn aanpassingen aan de onderwijscontext mogelijk en i.f.v. de aard en ernst van de beperking is er bijkomende ondersteuning van buitenaf (expertisecentrum of dienstverlening) of gaat de assistent mee in de klas. Niets bijzonders dus, … niets wat bij ons niet voor handen is of zou kunnen zijn. Maar toch, … de toehoorders blijven sceptisch. Een gezonde dosis wantrouwen is eigen aan de Vlaamse volksaard: eerst zien dan geloven!

Kunnen ze die scholen dan bezoeken? Kan ik hen in contact brengen of op zijn minst zo’n ‘inclusief onderwijs’ eens tonen? Zo gezegd, zo gedaan … maar wat een eyeopener moest worden draait telkens weer op een teleurstelling uit:

“Ja maar, hier zijn helemaal niet veel kinderen met een beperking!” (tja, omdat ze welkom zijn in alle scholen en dus gespreid zijn)

“Ja maar, hier is zelfs minder leermateriaal en zijn er meer leerlingen in de klas dan bij ons!” (tja, en dan nog maken ze het mogelijk)

“Is het dat maar!” (tja, niets bijzonders dus)

De vraag is wat valt er eigenlijk te zien? En vooral … waar kijk je naar?

Wat valt er te zien in een school waar voor de leerkrachten, schoolpersoneel, ouders, medeleerlingen, … kortom voor alle betrokkenen de inclusie van leerlingen met diverse ondersteunings- en leerbehoeften vanzelfsprekend is? Waar elke leerling welkom is en graag wordt gezien? Waar de inbreng van ouders wordt gewaardeerd? Waar alle leerlingen met elkaar omgaan en elkaar helpen? Waar er vanuit passie voor het kind en beroepseer alles uit de kast wordt gehaald om hem/haar/hen tot leren te brengen?

Er valt dus te zien dat inclusief onderwijs altijd in een ‘gewone school’ gebeurt, met ‘gewone mensen’ … niets bijzonders of buitengewoon dus. Wanneer inclusief onderwijs vanzelfsprekend is, verdampt het tot (gewoon) onderwijs.

– Beno Schraepen

In opdracht van Ouders voor Inclusie

Auteur van ‘Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen’