Deze cartoon is al lang geen onbekende meer voor leerkrachten en andere onderwijsmensen. We zijn het er ook over eens dat een vis niet kunnen vragen om in een boom te klimmen. En toch is dat wat we blijven doen, want de andere leerlingen moeten dat ook doen, anders is het niet eerlijk.

De vraag wat eerlijke evaluatie is, brengt ons ook bij de vraag WAT we eigenlijk evalueren. In principe evalueren we of een leerling de doelen in voldoende mate bereikt heeft. Die doelen vinden we in de eindtermen en de leerplandoelstellingen.

 

Ja, eigenlijk wel, om een diploma/getuigschrift te halen moet een leerling de vooropgestelde doelen bereikt hebben.

Cursusmateriaal van educatieve uitgeverijen, eigen gemaakte cursussen of die van collega’s, bevatten vaak verdiepend of uitbreidend materiaal. Het is niet altijd even duidelijk welke leerstof gericht is op het behalen van de eindtermen of leerplandoelen, en wat uitbereiding of verdieping is.

Bovendien moeten leerlingen de doelen ‘in voldoende mate’ behalen. Dit is met opzet vaag gehouden omdat de Vlaamse wetgeving heel wat ruimte laat aan scholen en leerkrachten. Zo kan jij beter inspelen op de noden in de context van jouw school en van de specifieke leerlingen.

Mocht onderwijs zo simpel zijn, dan waren leerkrachten al lang vervangen door computers. Gelukkig weten we beter, onderwijs vraagt maatwerk zodat we kunnen inspelen op noden, wat meer uitleg voor de ene leerling en een plaats vooraan in de klas voor de andere. Onze vis heeft een bokaal nodig en een mol zet je niet achteraan in de klas. Logisch toch?

En toch, als ze straks moeten aantonen hoe je in een boom moet klimmen, dan moeten ze dat allemaal bewijzen door zelf in de boom te klimmen. En hoe goed de vis ook weet hoe dat moet, hij zal dat onmogelijk kunnen bewijzen. Als je alle leerlingen vraagt om te bewijzen dat ze hun doelen in voldoende mate behaalden met een pen-en-papier-toets, dan zal die ene zeer schrijfvaardige leerling dat vlot doen, en de andere leerling niet. Is dat eerlijk? Kreeg deze leerling dan eerlijke kansen om de doelen te bereiken? Kon deze leerling rustig studeren thuis? Hoe zwaar woog de rugzak van deze leerling op zijn/haar leervermogen? Welke deuken kreeg de motivatie van deze leerling? Is het dan eerlijk dat deze leerling zijn volledige jaar moet herdoen of terecht komt in de waterval?

Als leerkracht ben je expert didactiek en vakinhoud. Jij hebt tijdens een practicum al lang gezien dat een leerling deze leerinhoud doorgrondde. Of je voelde aan de verdiepende vraag die een leerling stelde in de theorieles dat het kwartje bij die leerling echt gevallen is. Zolang je bijhoudt hoe je merkte dat deze leerling het doel (eindterm of leerplandoel) behaalde, ben je vrij om hem of haar hiervoor te laten slagen. Je kreeg tijdens de lerarenopleiding en van jouw collega’s ook een reeks evaluatiemethoden en werkvormen mee. Met een beetje begeleiding leer je leerlingen die meest geschikte evaluatiemethode kiezen voor zichzelf, de leerstof en het moment. Dan krijgt jouw vis de kans om een volledig stappenplan ‘Hoe klim ik in een boom’ uit te tekenen.

Ja, neen en dat hangt ervan af! We kennen allemaal de klassieke opties, namelijk:

  • Volledig slagen
  • Blijven zitten
  • Van richting veranderen (in de praktijk naar een theoretisch minder zware en/of meer arbeidsmarktgerichte studierichting)

Maar er is meer mogelijk! De wetgeving laat best wel wat flexibiliteit toe.

Lager onderwijs

In het lager onderwijs is er ontzettend veel flexibiliteit mogelijk, zolang je maar binnen de regels blijft:

  • Een leerling start normaliter het lager onderwijs in september van het jaar waarin hij/zij 6 jaar wordt. Sinds 1 september 2022 is er geen minimale leeftijdsgrens om in te stappen in het lager onderwijs (eerste leerjaar). Een leerling kan ook een jaar later (het jaar dat hij/zij 7 jaar wordt) starten, dit kan enkel met positief advies van het CLB en met toelating van de klassenraad.
  • Vanaf 1 september 2022 is er geen minimumleeftijd meer voor het behalen van een getuigschrift basisonderwijs. Een leerling die de eindtermen behaalde kan op elk moment van het (school)jaar een getuigschrift ontvangen. Leerlingen die meer tijd nodig hebben om de eindtermen en leerplandoelen te behalen, mogen maximaal blijven tot het einde van het schooljaar, dat start in het jaar waarin de leerling 14 wordt. Daarna moeten zij naar het secundair onderwijs, ook als ze de leerplandoelstellingen niet behaalden.
  • Voor leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs en leerlingen met een verslag in het gewoon onderwijs kan de klassenraad volledig zelf beslissen om een gewoon getuigschrift basisonderwijs uit te reiken.
  • Op het einde van het gewoon lager onderwijs geef je de leerlingen die de doelen van het leerplan bereikten, een getuigschrift van basisonderwijs.

In het lager onderwijs is wettelijk gezien dus heel veel mogelijk: in 2 of 3 leerjaren tegelijk les volgen, leerjaren overslaan, 2x doen, … De evaluatie gebeurt op het einde van de rit, op basis van de eindtermen en de leerplannen (een uitbereiding van de eindtermen) lager onderwijs. Toetsen en punten kunnen hierbij helpen, maar zijn zeker niet verplicht. Bovendien moet een leerling de doelen ‘in voldoende mate’ behalen, een term die voor interpretatie (door de klassenraad, voorgezeten door de directie) vatbaar is. Het is belangrijk dat een school doorheen de volledige schoolloopbaan van de leerlingen open en duidelijk communiceert over hoe zij omgaan met de vrijheid die zij krijgen van de overheid.

 

Secundair onderwijs

Ook in het secundair onderwijs zijn er heel wat opties wat betreft eindevaluatie, of zoals dat dan heet; het toekennen van een oriënteringsattest. De school kan kiezen voor:

  • A, B en C attesten
    • A-attest: geslaagd, de leerling mag naar het volgende leerjaar
    • B-attest: de leerling kan overgaan naar het volgende leerjaar, maar wordt uitgesloten voor bepaalde studierichtingen voor het volgende schooljaar (dit heet clausulering). Een leerling en diens ouders kunnen ervoor kiezen om het leerjaar over te doen in dezelfde studierichting, maar enkel als de delibererende klassenraad dit toelaat.
    • C-attest: de leerling moet het leerjaar hernemen, ongeacht een verandering van studierichting of school.
  • Structurele flexibele leerwegen
    • De school kiest ervoor om enkel op het einde van een graad te evalueren, en dus niet tijdens het eerste jaar van een graad. Leerlingen en leerkrachten krijgen dus 2 leerjaren de tijd om de doelen te behalen en hebben heel wat meer ruimte om flexibel om te gaan met leerprocessen.
    • De school kan dit doen voor een bepaalde groep leerlingen, niet voor een individuele leerling.
      • Bijvoorbeeld een bepaalde graad of een bepaalde studierichting
    • Op het einde van het 1e jaar van een graad krijgen leerlingen:
      • Een attest regelmatige lesbijwoning
      • Een oriënteringsattest wanneer zij van richting of school willen veranderen
    • De school beslist om dit te doen vóór het begin van het schooljaar en neemt dit op in het schoolreglement.
  • Ad hoc flexibele leerwegen
    • Een leerling met tekorten in het 1e jaar van een graad toch laten overgaan naar het 2de jaar
      • Kan enkel binnen een graad
      • De doelen moeten bereikt zijn tegen het einde van het 2de jaar van een graad
      • Een leerling krijgt op het einde van het eerste jaar van een graad een attest regelmatige lesbijwoning
      • De leerkrachten van het structuuronderdeel (de studierichting binnen dat leerjaar) waarin er een tekort is, moeten het eens zijn met de beslissing
    • Blijven zitten, maar al vakken opnemen van het volgende jaar
      • Een leerling blijft op papier een jaar in hetzelfde leerjaar zitten, maar krijgt vrijstelling voor de vakken waarvoor hij/zij al geslaagd is en vult de vrijgekomen lesuren in met vakken uit het volgende leerjaar.
      • Kan over de graden heen
      • Voor een diploma/getuigschrift moeten nog steeds alle doelen bereikt worden.
    • De school hoeft niet te wachten tot het einde van een schooljaar om een evaluatiebeslissing te nemen voor de 2de of 3de graad. Een leerling kan dus versnellen of vertragen en doorheen het schooljaar een evaluatiebeslissing ontvangen voor een graad.

Het is de klassenraad die beslissingen neemt over het uitreiken van een getuigschrift basisonderwijs, een oriënteringsattest of het laten overgaan naar een volgend leerjaar (binnen een graad van het secundair onderwijs) met tekorten. In het secundair bedoelen we met ‘de klassenraad’ zowel de delibererende klassenraad van het afgelopen leerjaar als de toelatende klassenraad van het volgende leerjaar. Een klassenraad krijgt heel veel vrijheid van de wetgever. Dit betekent dat zij de kans hebben om onderwijstrajecten van leerlingen op maat flexibel te maken. Zij moeten wel steeds hun beslissing motiveren.

Het is dus aan de klassenraad om eerlijk te evalueren en dus ook om te beslissen wat eerlijk is.

  • Is het eerlijk om alle leerlingen op dezelfde manier te evalueren en hun prestaties tegen dezelfde standaarden af te zetten? Is het eerlijk dat leerlingen die tijdens de lessen redelijke aanpassingen krijgen te evalueren zonder dat zij gebruik mogen maken van deze redelijke aanpassingen? Is het eerlijk om de vervangende, evenwaardige leerdoelen die samengaan met de redelijke aanpassingen niet mee te nemen in de evaluatie?
  • Heeft deze leerling eerlijke kansen gekregen om de doelen te behalen? Waren de omstandigheden waarin deze leerling de doelen moest behalen realistisch? Zo niet, geven we hem/haar de kans om zich bij te werken met onze hulp of gaan we weer naar af en blijft de leerling zitten?
  • Wat betekent een B- of C-attest in de schoolcarrière van deze leerling? Wat zal dit doen met de leerprestaties en de motivatie? Geven we, bij een B-attest, de leerling alsnog een kans om zich te bewijzen in zijn huidige studierichting?
  • Hoe kansrijk vullen wij het concept ‘eerlijk’ in voor onze leerlingen?

Eerlijk evalueren doe je door de maatstaven (eindtermen en leerplandoelstellingen) goed te kennen.  Dat doe je door redelijke aanpassingen ook door te trekken in evaluatie, want ook dan heeft een leerling hier recht op. Eerlijk evalueren doe je in dialoog, met jouw collega’s in de klassenraad, maar ook met de leerlingen en hun ouders.