Elke ouder wil gewoon het beste voor zijn kind. Alleen denkt de (school)omgeving die dit moet realiseren daar vaak anders over. Je bent als ouder afhankelijk van de informatie die de school of CLB je geeft, of misschien ben je wel beter op de hoogte over de voorwaarden tot inclusie dan de professionals rond de tafel. De ervaring (en ook onderzoek) leert dat er wel wat basisinformatie ontbreekt in het onderwijswerkveld. Verschillende partijen zijn niet mee met wat moet en kan, met wat wenselijk en noodzakelijk is. Er wordt dan geschermd met wat niet kan, niet mogelijk of ‘onredelijk’ is … en wat niet kan is niet in het belang van je kind.

“Maar mevrouw, dat kan je toch niet verlangen van ons.”“Maar meneer, wij/zij hebben het beste voor, dat moet je toch begrijpen?”

“Ach, de leerkrachten doen ook maar hun best?” “Ze zullen het wel beter weten …” “We hebben tenminste een school gevonden.” Soms ben je al blij met het minimaal haalbare uit schrik ook dat nog te verliezen. Of de kwaliteit van wat mogelijk is, is zo laag dat je beter een van  school zou veranderen maar je ziet er tegen op om opnieuw te ‘leuren’ met je kind dus blijf je soms tegen beter weten in. Bovendien is je kind er gelukkig, zij/hij heeft er ondertussen al vriendjes. Mooie voorbeelden en goede ervaringen zijn er altijd, maar die hangen af van het enthousiasme en de goodwill van mensen. Inclusie is een mensenzaak. Het is kwetsbaar want continuïteit is niet structureel noch gegarandeerd. Het is soms op eieren lopen want wat goed loopt je wil je al zeker niet kwijt, … en wat zal het volgend jaar zijn? Wat kan en mag je nog vragen van een school wanneer de bevoegde minister toetert dat het M-decreet wordt afgeschaft?

Dat ouders de eerste vanzelfsprekende en gelijkwaardige partner zijn voor de school zit niet in het DNA van ons onderwijs. Het maakt elke ouder kwetsbaar.

Het recht op inclusief onderwijs en redelijke aanpassingen zet dit nog eens op scherp. De bezorgdheid van ouders over het fragiele inclusieve traject van hun kind wordt vaak misbegrepen als bemoeienis, onredelijkheid of – erger nog – als het niet willen aanvaarden van de beperking van hun kind. Het doet een mens twijfelen “Als al die mensen die het zouden moeten weten, zeggen dat inclusie onhaalbaar is en het buitengewoon onderwijs beter is voor mijn kind …”

De vraag is of het om de beperking van je kind of van de school, het systeem gaat. Hoe moet je aanvaarden dat een leerkracht, die deel is van een schoolteam, omkaderd door zorgleerkrachten, CLB-medewerkers, pedagogische begeleiders en ondersteuners en (indien gewenst) met de ervaringsdeskundige input van ouders, er in de ene school wel en de andere niet in slagen om je kind met die specifieke ondersteuningsvragen tot leren te brengen?

Het is wel hoe het is. De voorbije decennia was het net getuigen van goed onderwijs om zo snel problemen te detecteren, hulp in te roepen en leerlingen door te verwijzen naar een meer aangepaste setting. Heel wat leerkrachten weten bijgevolg niet hoe het onderwijs aan te passen want ze hebben het nooit moeten doen, het was niet nodig. Meer inclusie brengt de meesten onder hen in een permanente staat van handelingsverlegenheid, onzekerheid, angst en dus weerstand. Wat denken ze te verliezen?

Iedereen in het inclusieverhaal reageert vanuit een bezorgdheid of zorg. De zorg voor het kind, de bezorgdheid om de andere kinderen of de zorg voor zichzelf. Het creëert begrip en gelijkwaardigheid wanneer ouders, de (zorg)leerkracht, de ondersteuner … hun bezorgdheid kunnen delen, liefst zo vroeg mogelijk. Het is veilig, niet aanvallend, het vertrekt vanuit menselijke interesse en haalt partijen, al was het maar voor een moment, uit de tegenstelling.

“Waar ben ik, ben jij, zijn wij bezorgd om in dit inclusieverhaal?”

– Beno Schraepen

In opdracht van Ouders voor Inclusie

Auteur van ‘Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen’