Inclusief onderwijs in het middelbaar… dat schuurt. 

De overgang naar een middelbare school is voor ouders die inzetten op een inclusieve levensloop van hun kind het begin van een stresserend proces. Dat heeft veel te maken met de organisatie en verwachtingen van ons secundair onderwijs. Niet één leerkracht en één klas, maar meerdere klassen en diverse leerkrachten die vakspecifiek zijn opgeleid. Een hechte leerling-leerkrachtrelatie, die zo belangrijk is, wordt zo bemoeilijkt. Van ouderparticipatie of samenwerking is vaak nog minder sprake dan in het basisonderwijs, en ook de verwachtingen naar ouders zijn anders. De omgeving van middelbare scholen is vaak groot, lawaaierig en onstuimig, wat overweldigend kan zijn. Het gaat er anoniemer aan toe. Problemen met communicatie en sociale interacties of gevoeligheden rond specifieke interesses, routines en academische eisen kunnen hierdoor toenemen. Als leerlingen bovendien moeite hebben om relaties aan te gaan of zichzelf te uiten, is het risico groter dat ze geïsoleerd raken en verkeerd begrepen worden door zowel leerkrachten als medeleerlingen. Dit geldt natuurlijk voor alle leerlingen, maar speelt nog meer voor leerlingen met een beperking en/of extra ondersteuningsnoden. Onderzoek leert dat leeftijdsgenoten zonder handicap in die periode net meer onafhankelijk worden van hun ouders. Ze ontwikkelen hun identiteit en het gevoel erbij te horen in de complexe sociale groep van leeftijdsgenoten. Adolescenten met een handicap daarentegen brengen in die periode meer tijd door met familie dan met leeftijdsgenoten. 

Samengevat, leerlingen met een beperking en hun ouders kunnen moeite hebben om zich aan te passen aan de verschillende eisen en verwachtingen op de middelbare school. Leerlingen moeten omgaan met een complexere schoolstructuur en een nieuwe groep medeleerlingen. Er wordt van hen verwacht dat ze zelfstandiger zijn en van ouders dat ze minder actief betrokken zijn. Terwijl ouders echt wel begrip tonen voor de uitdagende context van de leerkracht en ze niets liever dan input willen geven of ervaringen delen, horen we toch vaak dat dit zelden wordt meegenomen, zelfs wordt afgewezen. Hoewel ouders consequent hun wens uitspreken om met leerkrachten samen te werken, lijken leerkrachten hun communicatie met ouders vaak te beperken tot niet meer dan een procedurele verantwoordelijkheid. Ze zien ouders soms eerder als een belemmering dan als een potentieel positieve ondersteuning. 

Waar het wel lukt, worden één of meerdere obstakels net omgezet in een hefbomen voor inclusief onderwijs. Zo laat de verscheidenheid aan opleidingen toe om een passende keuze te maken die aansluit bij de interessesfeer en leerambities. Wat zijn dan de opties? Welke soort school werkt het best voor je kind? Welk advies geven de leerkrachten uit de lagere school en ondersteuners die je kind kennen? Het vraagt van ouders een goede verkenning van de scholen en hun aanbod. Een secundaire school, die past bij je kind, is in de eerste plaats een school waar je kind zich tegelijkertijd veilig en uitgedaagd voelt om zichzelf en in relatie te ontwikkelen tot adolescent en dat in leeftijdsfase die door alle veranderingen voor elke jongere op zich al uitdagend is.  

Hoewel de communicatie in een kleinere school makkelijker en persoonlijker kan verlopen, biedt de anonimiteit van een grotere school ook voordelen. Afhankelijk van de specifieke ondersteuningsnoden vallen leerlingen er minder op en zijn er meer leeftijdsgenoten waartoe men zich kan verhouden. Aandacht voor het sociale en de relatievorming tussen leeftijdsgenoten vanuit de leerkrachten, opleiding of school is hierin de belangrijkste hefboom. Hoe krijgt dit vorm in de school? Wordt er gewerkt met tutors, buddies of een ‘vrienden- of ondersteuningskring’? Zijn er naschoolse clubs of activiteiten en hoe worden die begeleid? Het kan allemaal bijdragen tot het pad naar meer zelfstandigheid en autonomie. Ook goed om weten is dat een bepaalde schaalgrootte en schoolpopulatie meer (hulp)middelen, begeleiding en leersteun genereert. 

Ongeacht de schoolgrootte of opleidingsaanbod, een positieve ouder-leerkracht samenwerking is een belangrijke factor in een inclusief schooltraject en dat is niet evident. Zonder een gedeelde overtuiging van het belang van die relatie en een engagement om deze te onderhouden wordt het moeilijk. Ouders stellen verwachtingen die buiten het gewone doen van de leerkracht vallen en moeten vaak op eieren lopen. Leerkrachten op hun beurt zijn opgeleid om hun lessen af te stemmen op de groep en hebben maar een gefragmenteerd beeld. Ze zien zo te weinig het leerpotentieel van de leerling en de resultaten van elkaars inspanningen.  

Het helpt dat de dialoog start vanuit het besef dat je als ouder meer ervaring en kennis hebt over de ondersteuningsnoden van, en het belang van inclusief onderwijs voor, je kind en dat de terughoudendheid van leerkrachten vaak te wijten is aan een gebrek aan opleiding, ervaring of kennis over hoe inclusief onderwijs in de praktijk effectief kan werken. In die context spreken we beter zo snel mogelijk het volgende af: Wat is nodig om vertrouwen op te bouwen en begrip te hebben voor elkaar? Hoe en wanneer worden bezorgdheden gedeeld? Hoe wordt ingezet op relaties met leeftijdsgenoten? Wie kunnen ouders en leerkrachten inroepen om te bemiddelen en wanneer doen we daar een beroep op? 

Gezien de context van het middelbaar, is het bijna bijzonder te noemen dat er zoveel mooie inclusietrajecten zijn. Niet dat alles naar wens verloopt, maar dat geldt voor heel wat jongeren in de middelbare schoolleeftijd. Nog meer dan in het basisonderwijs dient in het secundair onderwijs inclusief onderwijs te worden gerealiseerd in een context die daar niet voor gemaakt is. Dat is zoeken en proberen, dat is inclusie realiseren zonder de juiste voorwaarden, dat is het uitvinden door het doen. Dat schuurt, maar zowel voor ouders, leerlingen als leerkrachten geldt: het is door te schuren dat iets kan glanzen. 

– Beno Schraepen

In opdracht van Ouders voor Inclusie

Auteur van ‘Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen’ (Owl Press)